De gebieden bestaan meest uit graslanden en maïsvelden. Merendeels betreft het broedgevallen van de kievit, maar de scholekster komt er, wat later, ook tot broeden. Ook de wulp is een vaste gast. Vanaf april, wordt er gemaaid, geploegd, gemest en ingezaaid. Dan is het zaak goed met de boeren te communiceren, wanneer en wat er op het land gaat gebeuren, of en waar er nesten liggen en hoe deze te sparen.
Pas vlak voor de werkzaamheden, sporen we de nesten op en markeren ze eventueel. Zonodig verleggen we ze ook tijdens de werkzaamheden. Het grootste deel is eind mei uit. De kuikens dienen de eerste weken al zelf voldoende voedsel te bemachtigen, zich warm te houden en zich kunnen beschermen tegen belagers. Daar gaat het helaas al jaren steeds meer mis mee.
Wel hebben we het bij tafelgesprekken steeds over bestaande regelingen om de agrariërs te compenseren in geval van uitgestelde bewerking of braak laten liggen.